Vergeetachtig

De regen stortte omlaag. Hij stapte naar buiten en dirigeerde zijn kinderen naar de auto. Zonder twijfel hield hij alle hoeken van de straat in de gaten, om te voorkomen dat zijn zoontje tegen een langsrijdende auto zou lopen. Je zag het niet aan hem, zoals je nooit wat aan hem zag, maar het was zo. Zorgvuldig maar gehaast werden de kinderen ingeladen en vastgesnoerd. Het ritueel kon beginnen. De portieren gingen dicht. Na een bewegingloosheid van drie seconden, ging het voorste portier open. Hij murmelde wat naar de achterbank. Hij frunnikte met zijn sleutelbos. Hij liep naar de voordeur en draaide hem van het slot. Hij liep naar binnen. Hij kwam een halve minuut later weer buiten, sloot de deur. Hij liep naar de auto. Hij voelde in zijn zakken. Hij schudde zijn hoofd. Hij liep weer terug naar de voordeur. De kinderen bekeken het zonder oordeel. Hij draaide de deur nogmaals van het slot en stoof naar binnen. Deze keer moest hij de trap op of de schuur in, het duurde in ieder geval langer. En daar was hij weer. Soms herhaalde dit zich nogmaals, maar deze keer was het afdoende. Klaar jongens? We gaan. Hij was zeiknat.